Het oostelijk gelegen deel van het centrum van Nijmegen, tussen de Waalkade onder aan en het Kelfkensbos boven op de heuvel, werd al ver voor onze jaartelling bewoond. Het deel langs de rand van de heuvel is sinds de late Middeleeuwen beter bekend als "Valkhof" de naam die we hier verder zullen gebruiken.
Het gebied van en rond het Valkhof was eeuwenlang van groot strategisch belang. Het ligt hoog boven de rivier de Wstyle="margin: 12px; float: right;aal op een uitloper van een in de IJstijd gevormde stuwwal. Vandaaruit keek en kijk je uit op de polders aan de oostkant en op het aan de overzijde gelegen vlakke land van de Betuwe. Je kunt van hier tot Wageningen, Elten, Arnhem kijken. En dat was vroeger natuurlijk niet anders. De Bataven en later de Romeinen maakten daar dankbaar gebruik van.
Dit gebied lag grofweg halverwege de Romeinse burgernederzetting Noviomagus in het huidige Waterkwartier (Nijmegen-West) en de grote Romeinse Castra (militaire kampen) op de Hunnerberg en de Kopse Hof (Nijmegen-Oost).
Romeinse tijd In het gebied tussen ruwweg de Grotestraat en het Keizer Trajanusplein stichtten de Romeinen het Oppidum Batavorum, een stad voor de Bataven en een bestuurscentrum voor het omliggende gebied. Later, enkele eeuwen nadat het Oppidum tijdens de Bataafse Opstand door Julius Civilis in brand was gestoken, bouwden de Romeinen op het Valkhof en het huidige Kelfkensbos een Castellum, een fort.
Vroege middeleeuwen Na de ineenstorting van het Romeinse Rijk was het Valkhof niet of nauwelijks bewoond. Na de Grote Volksverhuizing ontstond onder de Merovingische vorsten een periode van relatieve rust. In enkele eeuwen ontstond het Frankische Rijk, grofweg het gebied van het huidige Duitsland, Frankrijk, Benelux en Noord-Italië.
Keizer Karel de Grote was de bekendste Frankische heerser. In die tijd bevonden zich in zijn Rijk diverse paltsen (een koninklijke / keizerlijke, in een netwerk van andere paltsen gelegen verblijfplaats). De keizer trok van palts naar palts om belastingen te innen en toezicht te houden op het lokale en regionale bestuur. Op het Valkhof bouwde Keizer Karel in 777 een voorname palts. Hij bezocht hem tenminste zes keer, onder andere tijdens Pasen. Omdat dit de belangrijkste feestdag van het jaar was mag je ervan uitgaan dat deze plek voor Keizer Karel een zeer belangrijke was. De palts was ook het centrum bij een overleg in 830 om een einde aan de burgeroorlog te maken. Hij had dus een belangrijke positie binnen het Karolingische rijk. Ook de nazaten en opvolgers van Karel de Grote zijn hier enkele keren geweest.
De Ottonen Na de Karolingische vorsten komen de Ottoonse (Duits-Roomse) keizers aan het bewind. De bekendste Ottoon is voor Nijmegen zeker Keizer Otto II. Hij trouwde met de Byzantijnse prinses Theophanu. Hun zoon Otto (de latere Otto III) werd, onderweg naar de burcht, in het Reichswald vlakbij Nijmegen, misschien nabij Groesbeek, geboren.
Keizerin Theophanu verbleef graag op het Valkhof. Ze is hier op het Valkhof in 991 gestorven. De Palts van de Ottonen werd door oorlogshandelingen zwaar beschadigd, maar ook geplunderd en in brand gestoken door onder meer de Vikingen. We weten dat de St. Nicolaaskapel rond het jaar 1000 moet zijn gebouwd, misschien door Otto III als eerbetoon aan zijn moeder, misschien wel door Theophanu zelf. We weten het niet zeker. Belangrijke aanwijzingen voor een relatie met Theophanu zijn hoe dan ook de achthoekige vorm van de kapel, afkomstig uit de Byzantijnse cultuur die door Theophanu hier werd geïntroduceerd. Ook de naam St. Nicolaaskapel verwijst naar Theophanu's geboorteland. Nicolaas was aan het begin van de vierde eeuw namelijk bisschop van Myra, het huidige Demre aan de Middellandse Zee in het zuiden van het huidige Turkije.
Hoge middeleeuwen - Hohenstaufen De Rooms-Duitse Keizer Frederik Barbarossa gaf halverwege de twaalfde eeuw opdracht om de Nijmeegse Palts te herstellen en om te bouwen tot een echte versterkte burcht. Baksteen was nog niet beschikbaar; de burcht werd helemaal uit tufsteen, vaak afkomstig van oude Romeinse bouwwerken (ongetwijfeld het Castellum dat hier stond, maar ook uit Noviomagus in Nijmegen-West en de legerkampen in Nijmegen-Oost), opgetrokken. Uit een in het Valkhofmuseum bewaarde gedenksteen blijkt dat het werk in het jaar 1155 voltooid moet zijn.
Middelpunt van de Barbarossa-burcht vormde de Donjon, later ook Reuzentoren genoemd. Deze toren was een massief bouwwerk, zonder ramen en deuren op de begane grond en eerste verdiepingen en dus ideaal voor de verdediging tijdens een belegering. Er was altijd genoeg proviand opgeslagen en zeer waarschijnlijk was er een waterput. Op het burchtterrein was naast de St. Nicolaaskapel nog een tweede kapel aanwezig: de St. Maartenskapel. Deze kapel was rechthoekig van vorm en daardoor functioneler in het gebruik.
Het burchtcomplex werd langzaam maar zeker uitgebreid met diverse gebouwen zoals een Rijkszaal, keukens, woonruimten voor personeel en stallen. De St. Maartenskapel werd in deze gebouwen geïntegreerd. Het koorgedeelte stak nog uit. Dit is bewaard gebleven onder de naam Barbarossaruïne. We weten overigens niet zeker of Barbarossa ook de stichter van deze kapel was.
Na enkele eeuwen ontstond vanaf circa 1450-1500 het uitgebouwde burchtcomplex dat we van de eerste topografische kaarten uit de Late Middeleeuwen kennen, tot aan de prenten van Hendrik Hoogers uit 1794 vlak voor de afbraak van de burcht.
Late Middeleeuwen Op het Valkhof is het altijd een komen en gaan vorsten en andere bestuurders geweest. Nijmegen behoorde tot het Habsburgse Rijk en in de 16de eeuw is Keizer Karel V er nog geweest.
Maar ook de Hertog van Alva, de militaire rechterhand van de keizer en zijn zoon Philips II in onze streken.
Anna van Oostenrijk, de toen toekomstige bruid van Karel's zoon, Philips II, heeft in 1570 gedurende haar reis over het water van Wenen naar Madrid ook een week gelogeerd op het Valkhof. Zij is in Nijmegen vorstelijk onthaald door Alva. Door de opkomende strijd tussen de protestanten en katholieken werd Noord-Nederland zelfstandig onder Willem van Oranje. Nijmegen verviel aan de protestanten en de kapel werd aan de kerkelijke eredienst onttrokken. Op diverse schetsen en tekeningen zien we dat de kapel als opslagplaats en keuken werd gebruikt.
Aan het einde van de achttiende eeuw rommelde het in Europa. In Frankrijk brak een revolutie uit. Ook in Nederland was het onrustig en Stadhouder Willem V werd door de zogeheten Patriottenbeweging uit Den Haag verdreven. Hij bracht de winter van 1787-1788 met zijn gezin door op de Valkhofburcht. In het Valkhofmuseum herinnert daar een van de sloop geredde muursteen aan.
Zijn macht werd tijdelijk hersteld, maar enkele jaren later werd Nederland bezet door de Franse legers van Napoleon. De burcht raakte licht, maar niet onherstelbaar beschadigd. Toch werd in 1795 door het Provinciaal bestuur van Gelre besloten om de burcht te laten slopen, met als officiële reden het (te) kostbare onderhoud. Het zou echter zomaar kunnen dat ook jaloezie van andere steden heeft meegespeeld. Ook handelsmotieven kunnen een rol hebben gespeeld: tufsteen was een kostbare grondstof voor tras, een soort watervaste cement en het grootste deel van de gebouwen was uit tufsteen opgetrokken. Zo werd de burcht in twee jaar tijd in 1796 en 1797 gesloopt. Alleen de St. Nicolaaskapel en St. Maartenskapel (later Barbarossa-ruïne) konden door de stad worden teruggekocht en bleven zo gespaard, samen met funderingsresten van de ringmuur. Uiteindelijk werd op het sloopterrein een park in de zogeheten Engelse landschapsstijl van J.D. Zocher aangelegd. De St. Nicolaaskapel werd vanaf dat moment gebruikt voor opslag van materiaal en gereedschap voor het parkonderhoud. Dit zou duren tot 1978.
Vanaf dat jaar verzorgt de Valkhofvereniging de toeristische ontsluiting van het Valkhof. De St. Nicolaaskapel is opengesteld voor bezoekers en waar enthousiaste vrijwilligers je graag alles vertellen over de geschiedenis van de kapel, de Barbarossaruïne en het Valkhofpark. In het park staan informatieborden en als je wilt kun je ook een virtuele wandeling maken. Kortom, de Valkhofvereniging geeft informatie over het zichtbare en onzichtbare cultuurhistorisch erfgoed dat hier te vinden is.